WEEKBLAD VOOR BAADLE-NAS5AU-
HERTOG EN OMSTREKEN
UITG. ELECTRISCHE DRUKKERIJ
JONG BAARLE-NASSAU
DE GALEIBOEF
29e Jaargang
5 MEI 1934
No. 18
I m4
Een ramp
voor ons volk.
en
FEUILLETON.
Ik bid u, mij alles te zeggen. Mijn toorn
is ook niet tegen u.
Deze persoon, die mij kende, kwam mij
dus bezoeken en vertelde mij zonder om
haal alles wat ik u meegedeeld heb.
Met eene driestheid zonder weerga
vroeg hij mij toen, of ik niemand kende,
die genegen zou zijn om de erfgename
van Graaf Porcien te huwen en die met
hem eene overeenkomst zou willen aan
gaan, waarin hij zich verbond na de brui
loft eene aanzienlijke som aan den geluk
kigen vinder van het testament uit te be
talen voor de overgave van het gewichti
ge dokument.
Mijne eerste gedachte was hem de deur
te wijzen.
Ik wierp hem zijne afschuwelijke han
delwijze voor de voeten en dreigde hem
zelfs, hem wegens afpersing te zullen
aangeven. Hij antwoordde mij zeer koel
tjes, dat de meening der andere menschen
hem onverschillig was en wanneer het
gerecht hem lastig viel, zou hij het testa
ment verbranden. Dit alles zij hij met
eene zekere driestheid, maar ik moet be
kennen, dat zijne woorden mij te denken
gaven. Ik kon hem het testament niet met
geweld afnemen en hield het daarom voor
praktischer den schijn te nemen dat ik op
zijn idee inging. Zonder twijfel kon hij.
juistheid van deze argumenten toegeven,
daarmee is niet erkend, dat de economi
sche crisispolitiek van dit crisiskabinet
ook de juiste is.
Wij hebben reeds vroeger betoogd dat
de resultaten van de crisispolitiek van het
huidige Kabinet, buitengewoon poover
zijn.
Zelfs in deze seizoenperiode is het aan
tal werkloozen in ons land uiterst weinig
verminderd, zelfs zoo weinig dat we mo
gen verwachten, dat het aantal van deze
stakkers straks tegen de winter, opnieuw
weer grooter zal zijn, dan het vorig jaar.
Terecht constateert dan ook de N. Tilb.
Crt. van Zaterdagavond, dat de rede van
minister Slotemaker j.l. Vrijdag in de Ka
mer gehouden, de positie van ons land
eigenlijk als wanhopig kwalificeert.
Ons land is bezig op een noodlottige
wijze te verarmen. Onze industrie kwijnt
in ergere mate, dan in eenig ander land
het geval is. Ons aantal werkloozen is in
verhouding het grootst in Europa.
Een groot deel van onze land
tuinbouw kwijnt weg. Onze veeteelt stikt
in busjes, zooals eene ironische boer de
zer dagen zeide. Gevolg van dit alles is
daling van koopkracht, vergrooting der
werkeloosheid en stijging van de steun
bedragen.
En wat doet de centrale en plaatselijke
overheid? Eigenlijk weinig anders dan
maar steeds de belastingen verhoogen en
de producten welke de overheid aan het
publiek levert, duurder maken daar door
loon en steunverlagingen de koopkracht
steeds meer en meer afnemen.
Het is een krankzinnige politiek, waar
van de onhoudbaarheid toch voor een
klein kind te vatten is. En toch gaat er
geen dag voorbij, of deze absurditeiten
worden voortgezet. Het lijstje dat er nu
en dan van gepubliceerd wordt, zou met
een dagelijksche regelmatigheid kunnen
terugkeeren, met telkens nieuwe voor
beelden.
als ik hem afwees, gemakkelijk lieden
vinden, die minder bezwaren hadden dan
ik. Het was dus beter, als ik moeite deed
om voor het meisje een achtenswaardig
man op te zoeken en beviel mijn kandi
daat aan Caecilia, dan kon ik het aan hem
overlaten, met den ander een accoord te
treffen.
Daarom liet ik het meisje een betrek
king in mijn zaak aanbieden.
Zij nam deze dadelijk aan en weldra
moest ik erkennen, dat ik nooit zoo’n ac
curate, intelligente en trouwe bediende
gehad heb als Caeciüa.
Ik geloof niet, dat haar werk haar erg
bevalt, zei Merindol.
Ik had helaas geen andere bezigheid,
die ik haar geven kon. Zij bekleedt een
post van vertrouwen 'en nu ik van hare
rechtschapenheid overtuigd ben, kan ik
haar zonder aarzelen als vrouw recom-
mandeeren aan een achtenswaardig man.
Merindol beproefde zijn kalmte te be
waren, toen hij dit reeds verwachte einde
vernam. Nu moest hij zich verklaren, hij
moest Nalot’s voorstel aannemen of van
de hand wijzen.
Zijne keuze was gedaan.
Zelfs wanneer zijn hart nog vrij ge
weest zou zijn, zou hij nooit met zoo’n
handel genoegen genomen hebben; maar
tijdens het gesprek had hij tijd tot over
denking gehad en bemerkt, dat dit alles
voor Caecilia van het grootste gewicht
was.
Voor alles moest hij te weten zien te
komen in wiens bezit het testament was
en daarom mocht hij door een afwijzing
al het verdere niet onmogelijk maken.
Het was dus beter zich te houden, alsof
hij nog niet kon besluiten en nog meer
wenschte te weten. In zulke gevallen hield
hij de diplomatie voor geen kwaad.
Ook wenschte hij nog gaarne ophelde
ring over een andere vraag, die hem nog
wel eenigszins twijfelachtig voorkwam.
Had Nalot de waarheid gesproken, toen
hij van een bezitter van het testament
sprak? Bevond het zich doodeenvoudig
in zijn handen en was hij niet degene, die
de winst wilde opstrijken zonder de schan
de op zich te laden? Deze gedachte ver
hoogde nog de ongerustheid van Merin
dol, die sedert dezen morgen reeds zoo
sterk aan de rechtschapenheid van Ga-
brielle’s vader twijfelde.
Mijnheer Nalot, zei hij, ik ben getrof
fen door de deelname, die gij in mijn lot
toont en door het aanbod, dat gij mij doet.
Ik wijs het niet van de hand, maar ik moet
er u opmerkzaam op maken, dat de toe
stemming van Caecilia onontbeerlijk is en
En nu is het merkwaardig, dat ook de
socialistische interpellant inplaats van te
genover deze totale mislukking van de
crisispolitiek, te eischen dat een geheele
andere koers wordt ingeslagen, geen an
dere oplossing wist, dan de belasting-
schroef nog maar wat meer aan te draaien
om op die wijze de steunuitkeeringen aan
de werkeloozen te kunnen handhaven.
Terecht interrumpeerde toen hier de
heer Smeenk, dat het gevolg hiervan weer
zou zijn een terugslag op het economische
leven. Zoo is het inderdaad. Wanneer er
gens sprake zou zijn van een noodlottig
ronddraaien in eenzelfde cirkel, dan is het
wel hier.
De socialistische interpellant antwoord
de toen, dat er nog wel menschen zijn die
iets meer belasting kunnen betalen zon
der dat ze armoede lijden.
Bij zulke economische domheden houdt
men zijn hart toch even vast en vraagt
men zich vol angst af, of dit nu de menta
liteit is van volksvertegenwoordigers en
regeerders.
Gezien de toepassing van het piepsy
steem door middel van de belastingschroef
zou men geneigd zijn, deze vraag bevesti
gend te beantwoorden.
Maar zelfs al zou het economisch mo
gelijk zijn, tenslotte de belastingschroef
zoo ver aan te draaien, dat we allemaal
op een minimum inkomen leven en wij
op die wijze onze volkskracht voorgoed
hadden ondermijnd, wat zijn daarmee
dan onze werkeloozen gebaat? Misschien
zouden we de huidige steunbedragen nog
een jaar kunnen continueeren. Misschien
nog iets langer, maar dan was de pot ook
opgeteerd en zaten we allemaal aan den
grond.
Niet met een dalend volksinkomen zijn
onze werkeloozen gebaat, maar met een
nieuwe volkswelvaart.
De reserves die we nu nog bezitten aan
geldelijk vermogen zijn brood en brood-
noodig, willen we straks ons weer aan-
passen aan een economisch herstel. Heb
ben we dan de kip opgepeuzeld, die de
gouden eieren moet leggen, dan is ons
volk diep en diep ongelukkig.
Helaas het lijkt er nog niet op, dat van
deze Regeering een ander economisch
beleid b.v. een wat meer actievere han
delspolitiek is te wachten. Men zweert nog
maar al te zeer bij de verouderde liberale
economische dogma’s, niettegenstaande
daardoor de economische positie van ons
land steeds wanhopiger wordt. Dezer da
gen riep de minister van financiën den
heer Kortenhorst nog toe; „Ik wil juist
geen vecht tarieven”.
We blijven liever lamme goedzakspe-
len. We verminderen de werkeloozen uit-
keeringen, we verminderen de salarissen
en loonen, we verhoogen de belastingen,
we maken de tarieven voor de noodzake
lijke levensmiddelen als gas, licht, water,
schoolgelden duurder, dat is onze econo
mische welvaartspolitiek.
Het is de politiek, door de Franschen
aangeduid als „après nous le déluge”.
Na ons de zondvloed.
Minister Slotemaker had gelijk, hij kan
niet anders.
En ook Minister Oud heeft gelijk, als
hij steeds weer de belastingen verzwaart.
Hij kan niet anders. En Minister Marchant
heeft gelijk, als hij de schoolgelden ver
hoogt en de arbeidsmarkt met nieuwe
duizende werklooze onderwijzers ver
groot. Hij kan niet anders.
En als Minister de Wilde maatregelen
neemt tot verlaging van de reeds lagere
salarissen over heel de linie en duizenden
ambtenaren afvoert, dan heeft hij gelijk,
hij kan niet anders.
En als de lagere organen, de belastin
gen en tarieven verhoogen, dan hebben
ze ook weer gelijk, als ze zeggen; „we
kunnen niet anders”.
De fout ligt bij onze nationale econo
mische politiek.
En als straks, zooals de geruchten ver-
25
Dat is zeer waarschijnlijk, en boven-
I dien zijn zijne plannen door haar verdwij-
I nen verijdeld, zij was naar Parijs gevlucht,
j zooals gij weet. Onze man begon haar te
I zoeken, maar te vergeefs. Reeds had hij
bijna van de zaak afgezien, toen hij door
I een plotseling toeval de wees terugvond,
I die hij tot millionnaire kon maken. Der-
I tien jaren was het geleden, sinds hij haar
I had gezien en toch herkende hij haar da-
delijk. Door gepaste vragen wist hij zich
I zekerheid te verschaffen en kwam toen
op zijn oorspronkelijk plan terug.
Haar te huwen?
Ja, maar het leed geen twijfel, dat hem
I dit niet gelukken zou. Daarom verander-
I de hij zijn plan. Hij wilde den toestand
I door een ander laten exploiteeren, die
I dan met hem het vermogen te deelen zou
hebben en daarom wendde hij zich tot
Tot u? riep Merindol. Heeft hij het ge-
waagd u zulk een voorstel te doen?
Ik begrijp uw toorn, maar wanneer ik
I u alles heb uitgelegd, zult gij de zaak be-
I paald veel kalmer beoordeelen.
■■Ml
De interpellatie welke thans in de
Tweede Kamer aan de orde is gesteld,
I waarbij eigenlijk de geheele werkloozen-
I politiek van de Regeering in bespreking
I komt, is voor ons land wel van een zeer
I groote beteekenis. Minister Slotemaker
I de Bruine heeft (we zouden bijna zeggen
I in een hartstochtelijk betoog) de Kamer
I bezworen, dat wat de Regeering thans
I gaat doen, n.l. de toch reeds lage steun-
I uitkeeringen ingrijpend verlagen, alleen
gebeurt, omdat het niet anders kan.
I Niet alleen, omdat we de financieele las-
ten daarvan niet meer dragen kunnen,
maar ook omdat de loonen zoozeer dalen,
dat de noodzakelijke marge tusschen loon
I en steun, verdwijnt.
Natuurlijk is het volkomen juist, dat
wanneer we de financieele middelen niet
I meer hebben, om de talrijke millioenen
I te betalen, welke noodig zijn voor de
I steunuitkeeringen, deze verminderd moe-
I ten worden.
Niet het minst in het belang van de
■..werkeloozen zelf, heeft de Staat er voor
te zorgen, dat zijn huishouding gezond
I blijft, omdat een ontwrichting van het
I staatsbudget niet alleen zou leiden tot
R een vermindering van de uitkeering, maar
I tot een volslagen stopzetting.
Eveneens erkennen we de noodzake-
I lijkheid, dat er een verschil blijft tusschen
1 het loon, dat men ontvangt voor produc-
I tief werk op de vrije markt en de uitkee-
I ring aan steun, bij stempelen of bij de
I werkverschaffing.
Bestond dit verschil er niet, dan ont-
stond er een zeer groot gevaar, dat we
i nooit meer uit de crisis kwamen. De prik-
I kei tot verkrijgen van productief werk op
I de vrije markt moet in krachtige mate
I aanwezig zijn.
Maar al kunnen wij de Regeering de
F
r
■X.
<5
BAARLE’S NIEUWS EN
ADVERTENTIE BLAD