WEEKBLAD VOOR BAADLE-NAS5AU-
HERTOG EN OMSTREKEN
UITG. ELECTRISCHE DRUKKERIJ
jLaDE JONG BAARLE-NASSAU.
DE GALEIBOEF
29e Jaargang
No. 15
Van Griep
naar Longontsteking.
De Kerkenstrijd
DE OMZETBELASTING
1
i
14 APRIL 1934
in Duitschland> ^ijn yemeente in> uit zijn ambt te ontzet-
FEUILLETON.
dat Csecilia teruggevonden was.
Maar Mongeorge was reeds uitgegaan,
hij verliet gewoonlijk zeer vroeg het hotel
en keerde eerst ’s avonds laat terug.
Hierop begaf Merindol zich naar Jean
d’Autri, dien hij nog nauwkeuriger wilde
uitvragen, namelijk omtrent het adres van
dezen Graaf Porcien, die bij het hazard
spel zooveel geluk had, d’Autri woonde
nog altijd op den Capuzijnenboulevard,
maar hij was ook niet thuis en zijn bedien
de wist niet wanneer hij thuis zou komen.
Tevergeefs zocht Merindol hem in het
café de la Paix.
Hij bleef daar zelfs op hem wachten,
maar d’ Autri verscheen niet.
Eindelijk sloeg hij den weg naar de
Elyseesche velden in, in de hoop de ge-
zochten daar te zullen treffen.
Het was hem niet meer onaangenaam,
zich op de drukste punten van Parijs in
het openbaar te vertoonen, want zijn be
sluit was genomen: aan alle dubbelzin
nigheden en geheimzinnigheden moest
een einde komen en hij wilde weder on
der zijn waren naam van Markies de Me
rindol optreden.
Hij kon er niet op rekenen, dat zijn
vroegere vrienden het geheim zouden be
waren, dat hij hun aan de speeltafel had
toevertrouwd, dus was het tijd, dit aan
Waar hebt ge dan kennis met dezen
mensch gemaakt?
Hij at een half jaar geleden, waar ik.
Waar gij uwe maaltijden gebruiktet,
waarschijnlijk.
Neen, waar ik in dienst was.
Gij mejuffrouw? gij waart
Bediende in eene kleine herberg. Waar
om zou ik het niet bekennen?
In eene melkinrichting in de nabijheid
van het Palais Royal?
Hoe weet gij dat? vroeg zij verwonderd.
Dat zal ik u dadelijk zeggen, zei Merin
dol. Maar ik verzoek u, vertel verder. De
ze mensch kwam dus eiken dag daar?
Ja, hij scheen nog al belang in mijn
toestand te stellen. Ik had die betrekking
slechts aangenomen, omdat ik niets beters
vond en verlangde haar zoodra mogelijk
te kunnen verlaten. De baas en zijn vrouw
waren brave lieden, die wel begrepen, dat
ik niet paste voor die betrekking in hun
huis. Zij meenden het goed met mij. Van
hen kwam Coraille te weten dat ik langen
tijd onderwijzeres in een pensionaat ge
weest was.
In een pensionaat, herhaalde Merindol,
wien het eene al meer verwonderde dan
het andere.
Ja, daar was ik twaalf jaar lang.
Maar mag ik u dan vragen, hoe oud gij
V.
De dag duurde Merindol zeer lang.
Toen hij het huis, dat zoovele deuren had,
verliet, ging hij terug naar het hotel, waar
hij geslapen had, want zijn hart dreef hem
naar Mongeorge om dezen mede tedeelen,
dan wel zijt?
Zeven en twintig jaar. Met mijn vijf
tiende jaar werd ik door de eigenares van
het pensionaat, eene voortreffelijke dame,
opgenomen. Zij bracht mij groot als hare
eigene dochter. Later kon ik haar van nut
zijn, doordat ik de kinderen, die men haar
toevertrouwde, onderwees, en ik zou haar
niet verlaten hebben, als zij in ’t laatste
jaar niet gestorven was. Ik was bijna zon
der middel van bestaan en kende niemand
in Parijs, daar ik nooit uitging. De jonge
meisjes, die het pensionaat bezochten,
waren arm en konden mij geene lessen
bezorgen maar de moeder van eene der
meisjes bood mij een dienst aan, dien ik
gretig aannam. En zoo kwam ik in de
melkinrichting waar ik Corraille getroffen
heb.
Hierna deelde Merindol mede, hetgeen
hij te weten was gekomen van Mongeor
ge, hoe hij dezen had leeren kennen en
dat hij thans in Parijs was, om haar te
zoeken.
een spoedige dood hem van zijn pijnen
verlost.
Het zou verkeerd zijn als men bij deze
zeer gevaarlijke ziekte geen dokter wilde
raadplegen. Zelfs als men nog maar ver
moedt longontsteking te hebben, moet
men geneeskundige hulp inroepen. Voor
al moet er zorg voor gedragen worden,
dat de zieke een frisschen, niet te kouden
luchttoevoer heeft en dat zijn ligging
uiterst gemakkelijk is.
De meeste menschenbeschouwen long
ontsteking als een ziekte van voorbijgaan-
den aard, met het noodlottig gevolg dat
aan de hoog noodige nakuur niet wordt
gedacht. En toch is zéér dikwijls gebleken,
dat patiënten die na een longontsteking
het bed te vroeg verlieten, deze onvoor
zichtigheid met den dood moesten bekoo-
pen, omdat ze weer door dezelfde ziekte
werden aangetast, waartegen geen enkele
dokter dan nog iets kan uitrichten. Na ge
nezing is een nakuur van minstens dagen
noodzakelijk. Of hij zich al verveeld of
niet, de patiënt moet het bed houden, tot
dat alle gevaar voorbij is.
ten, de oogen van een groot aantal nog
geloovige protestanten zich naar Rome
hebben doen wenden, naar Christus’ Ste
dehouder, den eenen Opperherder, die
onbewogen door dictaturen en nieuwe
„wereldbeschouwingen” de Hem door
Christus zelf verleende macht handhaaft
en uitoefent en tegen alle aanranding ver
dedigt. Trouwens reeds in Juni van verle
den jaar toen de staatsexecutie de evan
gelische kerk op haar grondvesten deed
schudden, werd in leidende protestantsche
kringen de vrees geuit, „dat velen hunner
aanhangers zich naar Rome en het katho
licisme zouden keeren, teneinde aldus
hun geweten te stellen onder de bescher
ming van een Kerk, die tevens een inter
nationale macht is”.
Tot dusver is die vrees echter slechts
in zeer beperkte mate bewaarheid gewor
den.
Het sinds Februari 1934 werkende dic-
tatuur-regime van rijksbisschop Muller
en de machtshonger en excessen der Duit-
sche Christenen” zouden echter thans
milioenen protestanten tot nadenken heb
ben gebracht.
Zürichsch orgaan, wiens inlichtingen de
reputatie hebben, zéér betrouwbaar te
zijn, meent te weten, dat zeshonderd pro
testantsche predikanten, namens hun ge
meenten, een verzoek ten Vaticane heb
ben ingediend, om een massa-terugkeer
van de Duitsche protestanten in de Katho
lieke Kerk voor te bereiden.
Afgevaardigden van die beweging zou
den reeds te Rome zijn aangekomen en
met den H. Vader en kardinaal Pacelli in
contact zijn getreden.
Het onderzoek van hun voorstel door
de instanties te Rome zou goeden voort
gang hebben.
De „N. Züricher Ztg.” -correspondent
erkent, dat zijn bericht voor fantasie zou
kunnen worden aahgezien, maar verklaart
dat het zulks niet is, doch ernstig geno
men moet worden.
Indien dit bericht op waarheid berust,
zou de van hooger hand den „Duitschen
christenen” opgelegde dictatuur van rijks
bisschop Muller, die werkelijk met poten-
taatallures alles en allen gelijkschakelen
het onlangs zelfs heeft klaargespeeld, den
Pfarrer van de Berlijnsche gemeente Dal-
hem, Niemöller, ’n man met buitenge
wonen aanhang, tegen alle protesten van
Uit een lichte verkoudheid ontstaat
menigmaal griep, die velen niet als zoo
danig erkennen, maar slechts betitelen
met den naam „ongesteldheid”. Als de
ledematen zwaar worden en het hoofd
eenigszins beneveld, als men zich afge
mat voelt en over koude klaagt, dan kan
men er van verzekerd zijn dat de griep in
aantocht is en dan is het alleszins aan te
raden, zoo spoedig mogelijk naar bed te
gaan.
Men hoort zoo dikwijls van griep geval
len met doodelijken afloop. Bijna altijd is
dan de dood het gevolg van longontste
king die de griep met zich medebrengt.
Men zou deze ziekte veel eerder te bo
ven komen, als men er zich bijtijds naar
regelde. De eigenlijke longontsteking is
een acute ziekte, die spot met de krachtig
ste mannen en vrouwen.
Het begint met hoesten. Langzamer
hand neemt de vermoeidheid toe en ten
slotte komt zich daarbij koorts voegen.
Het hoesten wordt erger. De zieken wor
den voortdurend gekweld door een hevi-
gen dorst en het ademhalen gaat gepaard
meteenpijn, die weldra ondragelijk wordt
een zeker bewijs, dat de ontsteking reeds
begonnen is.
Steeds meer neemt de kortademigheid
toe, de zieke lijdt aan hevige benauwdhe
den, totdat tenslotte de ontsteking zulk
een omvang heeft aangenomen, dat adem-
I halen onmogelijk wordt en de dood in
treedt.
Naarmate de ziekte toeneemt, stijgt ook
de koorts. Tusschen den vijfden en den
zevenden dag bereikt de ziekte haar hoog
tepunt, dan volgt de crisis. Maar het kan
ook gebeuren, dat de crisis reeds den der
den of vierden dag intreedt met het gevolg,
dat ofwel de zieke in een weldadigen slaap
vervalt en de koorts afneemt, ofwel dat
Saint-Quen is, ken ik hem misschien.
Hij noemt zich Coraille.
Coraille! Dat is de nieuwe monteur,
dien mijnheer Nalot onlangs onder mijn
toezicht gesteld heeft. Dat is een persoon
waarmee ik zeer ontevreden ben en die
een even zoo slecht uiterlijk heeft, als die
kerels die den rolwagen duwen.
Inderdaad, zijn uiterlijk is alles behal
ve innemend.
22
Nog veel zonderlinger dan gij denkt en
daar gij u hiervoor schijnt te interessee-
ren, zal ik u vertellen, hoe dat gekomen
is. Ik behoef mij over mijn verleden niet
te schamen en wantrouw u niet.
Gij hebt gelijk, mejuffrouw, ik hoop u
dat spoedig te kunnen bewijzen. Gij hebt
dus een heer leeren kennen, die in dit huis
werkzaam is.
Neen, niet in dit huis; misschien in zij
ne fabriek.
Weet gij dat niet zeker?
Ik heb hem nooit meer teruggezien, se
dert den dag, dat hij mij hier gebracht
heeft.
Maar gij kent zijn naam wel? Als hij te
Massavlucht uit het protestantisme
naar Rome?
De „Neue Züricher Ztg.” publiceert
een zeer sensationeel bericht over den
strijdin de evangelische kerk van Duitsch-
land, dat in protestantsche kringen van
Zwitserland, naar een particuliere corres
pondentie van de Parijsche „Temps”
zegt, een geweldigen indruk moet hebben
gemaakt.
Wij geven hier den voornaamsten in
houd van het bericht weer, laten het ech
ter vooralsnog voor rekening van hooger
genoemd Zürichsche blad, aldus meldt
de Msbde.
De Berlijnsche correspondent van het
Wie een inkoopboek bijhoudt op de
wijze als in ons vorig artikel besproken,
ziet aan het eind van het kwartaal met een
oogopslag wat hij aan belasting geduren
de zeker kwartaal heeft betaald, of beter
uitgedrukt: wat hem gedurende zeker
kwartaal door den fabrikant leveran
cier op rekening is gesteld aan belasting.
Ontloopen de voorraden per den lsten
van ieder kwartaal elkaar niet zooveel,
dan is dit het bedrag, dat hij aan belasting
kan terugontvangen.
Loopen de voorraden nogal uiteen, dan
zal o.i. telkens per kwartaal voorraad
moeten worden rekening gehouden.
Dat geldt ook van het eerste kwartaal
van 1934.
Men zal dan niet maar zonder meer het
bedrag aan het Inkoopboek mogen ont-
leenen ook dan niet, wanneer de voorra
den elkaar gewoonlijk weinig ontloopen
Een gedeelte van de ingekochte goe
deren, waaroveromzetbelasting is betaald,
is op 1 April 1934 nog aanwezig. Men
heeft immers gedurende het eerste kwar
taal 1934 ook van den op 1 Januari 1934
aanwezigen goederenvoorraad verbruikt
en van dezen goederenvoorraad is geen
belasting betaald. Omdat deze voorraad
is ingekocht in 1933.
Allerlei berekeningen zullen dus al
thans voor het bepalen van het bedrag,
waarop men gedurende het 1ste kwartaal
aanspraak heeft moeten worden opge-
BAARLE'S NIEUWS EN
ADVERTENTIE BLAD