DE GALEIBOEF
WEEKBLAD VOOR BAARLE-NAS5AU’
HERTOG EN OMSTREKEN
UITG. ELECTRISCHE DRUKKERIJ
DE JONG BA.ADLE-NASSAU
DE OMZETBELASTING
29e Jaargang
31 MAART 1934
No. 13
De Paaschklokken.
'.I
:1
FEUILLETON»
verheugen”, zoo zingt de Kerk in haar ge
zangen op Paschen.
De Paaschklokken luiden vrede in»
De vrede des harten. „Pax vobis”. De
vrede zij u, zoo sprak Jezus op den dag
van zijn verrijzenis tweemaal tot zijn
Apostelen. En dan stelde Hij op dien dag
het Sacrament van den vredein, het Sacra
ment der Biecht, dat vrede brengt tus-
schen God en de menschen, dat aan de
zondaars den vrede des harten terugbe
zorgt.
Dit is het prachtige Paaschgeschenk
vandenVerrezene.Vredeaandezondaars.
Willen wij ook deelachtig worden aan
die vrede, dan ons verzoend met God in
een goede Paaschbiecht. De Paaschklok
ken noodigen er ons toe uit. Zij luiden
dien vrede in.
De Paaschklokken luiden hoop in»
Ja, het Paaschfeest is terecht een feest
van hoop.
Hoop op een spoedig einde van alle
aardsche leed» Evenals bij den Godde-
lijken Meester op den verschrikkelijken
Goeden Vrijdag de heerlijke Paaschdag
volgde, zoo zal dit ook bij ons eens zijn.
Op leed volgt vreugde. Aan alles komt een
Mijn chef heeft mij naar hier gestuurd
om een grooten voorraad koper te bezich
tigen, dien men hem verkoopen wil, zei
hij.
Waarschijnlijk scharrelt Seranon in al
lerlei metalen. Gij zijt dus niet door Rog-
nas binnengelaten? Wellicht heeft het
huis twee ingangen.
Ik ken er slechts een, dien in de Mon-
detourstraat en....
Kijk eens, een meisje! riep d’ Autri in
eens.
Merindol keerde zich om en bemerkte
eene gedaante, die hij niet dadelijk her
kende, omdat zij van kleeren verwisseld
had.
Over het kleed droeg zij een lange
schort en kwam uit eene kleine, lage deur,
die wellicht de kleine binnenplaats met
de groote verbond.
Het was mejuffrouw Clemence, die nu
in haar werkkleed was, omdat zij haar
werk als magazijnopzichteres verrichtte.
Met een sleutelbos in de hand had zij
reeds enkele schreden gedaan toen zij de
beide heeren bij den trap bemerkte.
Zij bleef eensklaps staan en ging terug
tot aan de deur, die zij zoo juist geopend
had. Oogenschijnlijk wilde zij wachten,
tot de vreemdelingen weg waren.
Merindol en zijn vriend schenen dit ten
20
Wel jaDacht gij soms dat ik hem geld
kwam brengen?
En denkt gij dat deze woekeraar de be
zitter van dit huis is?
Dat weet ik niet en is mij ook totaal on
verschillig. Seranon echter moet rijk ge
noeg zijn om huizen te bezitten. Maar
vertel mij eens iets van u. Gij beweert
met Seranon niets te maken te hebben.
Maar waarom zie ik u dan hier? Gij bent
toch zeker niet uit voorzorg naar hier ge
komen?
Merindol was zeer verlegen.
Hij zag de noodzakelijkheid in eene
reden te moeten aangeven voor zijne aan
wezigheid hier, maar hij kon er toch niet
goed toe besluiten om zijn vriend te be
kennen, dat de fabrikant, bij wien hij in
betrekking was, de wezenlijke eigenaar
van dit roovershol was.
Hij hoopte nog steeds dat hier een mis
verstand voorzat en dat Seranon deze
zaak voor zich zelf dreef, zonder mede
weten van Gabrielle’s vader. Ondertus-
schen zocht hij zich door een ontwijkend
antwoord te redden.
Houdt moed. Misschien bent gij reeds
spoedig aan de 14e statie van uw aardsche
lijdensweg. Dan komt de omkeer.
„Wie in tranen zaaien, zullen in vreug
de oogsten”.
„Zalig de weenenden, want zij zullen
getroost worden”.
Hoop op de Verrijzenis»
Christus is opgestaan uit het graf. Ook
wij zullen éénmaal daaruit opstaan.
Het graf is wel onze laatste statie hier
op aarde; maar niet de laatste statie, niet
ons laatste verblijf voor altijd. Wij zullen
verrijzen. Deze sterke hoop, deze zoete
troost geeft ons het luien der Paaschklok
ken. Bij die verrijzenis begint eerst het
ware leven, dan komt de goddelijke ver
gelding voor al het goede van ons hier,
Brengt het klokkengeluionsaltijd ineen
zekere feeststemming, we laten hier het
i droevig uif’luiden van een doode buiten
beschouwing, nog heerlijker klinkt het
j gelui der Paaschklokken. Het doet ons
goed om het hart, ze weer te hooren na
dat ze na de Gloria op Witten Donderdag
tot aan de Gloria van Paaschzaterdag met
stomheid werden geslagen. Het doet ons
goed als haar heldere klanken haar „Alle
luja” uitroepen over de straten en huizen,
over de landerijen en weilanden. Lijkt het
i niet een wonderbaar concert? Een kerk-
concert tot eer der opstanding? Een con-
eert dat de menschen overlaad met vreug
de, vrede en hoop? Ja zeker:
De Paaschklokken luiden vreugde in.
De Paaschklokken luiden vrede in.
De Paaschklokken luiden hoop in.
Vooreerst vreugde. Vreugde name-
lijk over de Verlossing. Wij zijn verlost,
en daarom moeten wij ons verheugen. De
Heer is verrezen. Alleluja. Verheugt U.
Alleluja. Wij zijn nu verlost door het bloed
en de dood van Christus. De Vloek der
I zonde is van onsweggenomen. De schuld- einde, ook aan het wreedste en zwaarste,
brief is uitgewischt; de hel gesloten en de
hemel geopend. Wij zijn nu weer kinderen
van God. De barmhartige God was ons
genadig. Zijn eenige Goddelijke heeft Hij
niet gespaard om ons te redden. Is dat dan
geen reden genoeg om verheugd te ztjn.
Verheugt U met de Kerk, die in deze da
gen ontelbare malen haar Alleluja, haar
vreugdekreet laat hooren; Haar vreugde
over de Verrijzenis, over de voltooiing van
het Verlossingswerk. En evenals de Ver
losser verrees in een wit kleed om ons den
i tijd van vreugde en blijheid aan te kondi
gen, zoo heeft de Kerk ook haar triestig
paars afgelegd, en verwisseld met goud en
wit.
„Dit is de dag, dien de Heer gemaakt
heeft, laat ons vroolijk zijn en ons in Hem
bedreven op onzen aardschen zwervers-
tocht.
Hoop op wederzien.
Op het graf van onze dierbaren schrij
ven wij„Tot wederzien”. En andere zul
len dezelfde woorden aanbrengen op ons
graf. En terecht. Evenals de Apostelen en
leerlingen hun beminden Jezus terugza
gen, zoo zullen wij allen eens onze gelief
den terugzien op den grooten Wereld-
Paaschdag, bij de Algemeene Verrijzenis
op het einde der wereld. Deze hoop op
wederzien is een troost voor allen, die be
droefd zijn om een dierbaar verlies.
minste uit hare bewegingen op te maken.
Ah! nu begrijp ik, wat gij hier zoekt in
dit rooversnestIk heb in langen tijd zoo’n
knap meisje niet gezien, ofschoon haar
toilet wel wat te wenschen overlaat.
Ik had haar niet opgemerkt, stotterde
Merindol.
Wel, wel, schijnheiligegij komtslechts
voor haar naar hier en dat noemt gij ko
per koopen? Nu, mij gaat het niet aan en
ik zal u ook niet langer storen, beste
vriend. Bovendien heeft Rognas mijn be
zoek bij Seranon reeds aangekondigd.
Men mag hem niet laten wachten en ook
mag hij ons niet bijeen zien, want dat zou
mijne leening geen voordeel aanbrengen.
Dus, tot ziens!
Jean d’ Autri klom de trap op en ver
dween.
Merindol deed geen moeite om hem tot
blijven te bewegen, want een verder ge
sprek met zijn vriend kwam hem in alle
opzichten gevaarlijk voor; bovendien wil
de hij met Clemence een gesprek begin
nen.
Zij was nog geen voet van hare plaats
gegaan.
Waarschijnlijk verwachtte zij, dat de
nieuwe bediende haar zou aanspreken.
Merindol ging over de binnenplaats en
groette haar,
1 Teneinde te voorkomen, dat het Rijk
een teveel aan Omzetbelasting int, kan
de fabrikant, die over het volle verkoops-
bedrag van zijn leveringen belasting be
haalt en die dus teveel belasting betaalt
teruggave vragen van het teveel be
taalde. Dit teveel betaalde is het bedrag,
dat anderen vóór hem reeds hebben be
taald. De leveranciers van den fabrikant
dus. Er moet een verzoekschrift worden
ingediend bij den Inspecteur.
Voor dit verzoekschrift bestaat een be
paald model. Hoe het model van het ver
zoekschrift luidt, is thans op het moment,
waarop wij dit artikel schrijven, niet be
kend. Het model wordt vastgesteld door
den Minister van Financiën. Het formu
lier, bevattende dit voorstel, is kosteloos
te verkrijgen. Het verzoekschrift moet
worden ingediend binnen drie maanden
na afloop van het kwartaal, waarin de
aanspraak op teruggaaf is ontstaan.
Op het verzoekschrift neemt de Inspec-
Dit alles leeren ons de Paaschklokken.
Hoort ze luiden. Ze luiden ook voor u. Ze
luiden ook voor u vreugde. Ze luiden ook
voor u vrede. Ze luiden ook voor u hoop
en troost. Jubelt daarom en zingt: Alleluja,
Alleluja.
teur een beslissing. Het is mogelijk, dat
de beslissing van den Inspecteur voor den
belastingplichtige onaannemelijk is. Hem
staat in dit geval beroep open bij den Di
recteur der invoerrechten en accijnzen.
Leidt ook dit beroep naar de meening van
belastingplichtige niet tot een gunstig re
sultaat, dan staat van de beslissing van
den Directeur nog beroep open bij de
Tariefcommissie.
Om de zaak niet te ingewikkeld te ma
ken, is een regeling getroffen voor diege
nen, die een klein gedeelte van de door
hen verkocht wordende goederen zelf ver
vaardigen uit grondstoffen, waarvan de
omzetbelasting is voldaan. Deze perso
nen krijgen vrijstelling van omzetbelas
ting wegens aan particulieren afgeleverde
goederen. De Minister heeft bepaald in
het Koninklijk Besluit van 1 December
1933, dat een fabrikant, die voor niet
meer dan f 1.000.per jaar aan het pu
bliek goederen verkoopt, die hij zelf ver
vaardigt uit grondstoffen, waarvan reeds
omzetbelasting is betaald, vrij is van om
zetbelasting.
Hij betaalt dus geen omzetbelasting
aan het Rijk.
Dit is een bepaling, waarop vele am
bachtslieden o.i. zich kunnen beroepen.
O.i. zullen ze moeten aantoonen, dat
ze per jaar voor niet meer dan f. 1.000.—
aan belastbare leveringen aan het publiek
hebben. In artikel 21 wordt nog een terug
gaaf van omzetbelasting geregeld. Wij
hebben in een vorig artikel gezien, dat
goederen, die uit het vrije verkeer naar
het buitenland worden uitgevoerd, of in
een entrepót van »buitenlandsche goede
ren worden opgeslagen, vrij zijn van om
zetbelasting. De omzetbelasting wordt
eerst voldaan, kan later worden terugge
vorderd..
Wij spraken hierover vroeger reeds.
Vestigen volledigheidshalve op een en
ander nog even de aandacht.
Behalve in de gevallen hiervoor ge-
'V
Het doet mij genoegen U hier te zien,
mejuffrouw, zei hij beleefd, ik had u ge
zocht.
Op deze plaats, waar ik bijna nooit
kom? vroeg zij lachend.
Neen, ik ben slechts door een toeval
hier gekomen, ik heb mij in de trap ver
gist. Dit huis is zonderling gebouwd.
Zoo zonderling, dat ik het zelf nog niet
geheel ken.
Woont gij hier?
Neen, ik woon in de Montorqueilstraat,
maar blijf toch den geheelen dag op het
magazijn. Hebt gij mijnheer Nalot al ge
zien?
Ja, mejuffrouw, hij heeft veel over u
gesproken.
Óver mij? Waarom? vroeg Clemence
blozend.
Hij heeft u zeer geprezen en waardeert
uwe verdiensten ten zeerste.
Dat verheugt mij, maar ik begrijp nog
niet, waarom hij met u over mij gespro
ken heeft
Dat was noodzakelijk, daar wij dage
lijks samen zullen moeten zijn, zoolang
ik hier ben. Het is namelijk de bedoeling
van mijnheer Nalot mij in al de zaken in
te wijden opdat ik hem, als ’t noodig was,
zou kunnen vervangen. Ik geloof, dat hij
een te hoogen dunk van m>jnc
J
BAARLE S NIEUWS EN1
ADVERTENTIE BLAD