Weekblad voor Baarle-Nassau-Hertog en Omstreken
I.
I
Dit blad verschijnt Zaterdags
Zaterdag 12 Maart 1932
23e Jaargang No 11
den
Sproeten komen vroeg in
het voorjaar, koop tijdig een pot
Spratol. Bij alle Drogisten.
Iets over Noord-Amerika,
De nalatenschap van
gierigaard»
bodemopbrengsten, die de groote
steenkolen- en petroleumvelden le
verden en waarmee enorme schat
ten werden verdiend, omdat de op
brengst overvloedig en onuitputte
lijk was.
ten eene schemering van licht, het
welk in de kamer heen enwederwerd
gedragen, alsof de bewoner de laat
ste ronde door zijn huis deed en
zoo was het ook inderdaad. Die jon
geman was doctor, Adolph Marcus
genaamd, die reeds sedert eenige
jaren hier woonde, en wien de stilte
van dat gedeelte der stad niet hinder
de, want hij leefde in kloosterlijke
afzondering. Wie hem thans in het
binnenste zijner woning gezien had,
hoe hij in eene zeer élégante woon
kamer in het rond lichtte, en vervol
gens in een naastgelegen vertrek, dat
zijne studeerkamer scheen te zijn,
had den doctor als welgesteld mogen
achtendoch de meer ervaren op
merker zou zich spoedig hebben
DRUKKER UITGEVERS:
Prijzen der advertentie’»: Minstens
5 regels 75 ct. Elke regel meer 15 ct.
Advertentie’s dikwijls herhaald en
bij contract prijzen bij overeenkomst.
In Noord Amerika treft men land
streken aan, waarvan wij in onze
streken moeilijk een goed denkbeeld
kunnen vormen. Het zijn de uitge
strekte steppevlakten, gelijkend op
een tafelland, die men prairie noemt
Zij strekken zich vooral uit ten Oos
ten van het rotsgebergte en vormen
een uitgestrekt gebied van wel 1 112
millioen vierkante K. M. Deze vlak
te helt van het westen naar het oos
ten, zooals blijkt uit den loop der
rivieren. Hier en daar worden deze
streken wel onderbroken door heu
velrijen en tafelbergen. Ook worden
hier en daar groote inzinkingen in
den bodem waargenomen, die soms
een diepte van wel 30 M. vertoonen
De bodem bestaat voor het meeren-
deel uit zandgrond en mergel, terwijl
panden van een kleisoort. die op
löss gelijkt wat afwisseling brengt.
Het grootste deel der prairie is
begroeid met steppe- of buffelgras,
dat zoo hoog wordt als een mensch,
waar tusschen veel cactussen en
zonnebloemen in het wild groeien.
Boomen ontbreken geheel wat niet
zoo zeer een gevolg is vanonvrucht
baarheid maar van de droogte. Daar
om treft men wel boomen aan langs
de rivieren.
Eertijds waren de dieren die in de
prairie voorkwamen, karakteristiek
aan deze streken. Het waren de bi
son, honden, wolven en sprinkha
nen. Velen dezer dieren zijn bij prai-
riebranden door rook en vlammen
omgekomen, doch geheel uitgeroeid
werden ze pas toen de geëmigreer
de Europeanen dit land in bezit na
men en gingen benutten.
In het begin der 16e eeuw vestig
den zich Spanjaarden in het Zuiden
(vandaar nog de vele Spaansche
namen aldaar), terwijl later de Fran-
schen van het Noorden uit in dat Z.
gebied binnendrongen. Eerst in het
het midden der 19e eeuw, toen de
rijke goudvelden van het Westen
een aantrekkingskracht uitoefenden,
waren het vooral de Amerikanen
zelf, die deze streken gingen exploi-
teeren. De aanleg van den grooten
pacific-spoorweg heeft daarbij groo
te diensten bewezen. Daarna werd
de veeteelt op groote schaal uitge
oefend onder de hoede van de be
kende cowboys, met kudden runde
ren, paarden, schapen en varkens.
De landbouw vlotte in het begin niet
van meer beteekenis waren dan de
ment slechts pronksieraden waren,
en minder tot gebruik bestemde voor
werpen.
Nadat de doctor in de beide ka
mers met het licht in de hand rond
gezien en zich verzekerd had, dat
alles goed gesloten was, opende hij
eene behangseldeur in het kabinet en
beklom een daar achter zich bevin
dende wenteltrap naar een dakka
mertje, hetwelkzijnslaapvertrek was.
Hier was de diepste armoede zicht
baar. Hier zag men duidelijk, dat de
bewoner zich in een treurigen toe
stand bevond, zich een deel van het
noodige ontzeggen moest, ten einde
de élégante meubeleering van de be-
neden-vertrekken te kunnen onder
houden, en voor het oog der men-
schen met eene weelde te kunnen
schitteren die verblinden moest.
Dit was de ware toestand waarin
zich doctor Marcus bevond. Als zoon
van een beambte, had hij zijn klein
vermogen geheel verbruikt voorzijne
studie, zijne wetenschappelijke vor
ming, op de akademie, voor zijn rei
zen en daarna, toen hij zich hier als
doctor had nedergezet, voor een aan
gename en kostbare huiselijke in
richting, welke hij als eene aanbeve
ling beschouwde. Hij was, wel is
waar, een zeer bekwaam doctor en
had dit schitterend bewezen, doch,
hem ontbraken twee kardinale mid
delen tot het voortzetten van zijn be
roep: invloedrijke begunstigers
en de geschiktheid, de opmerkzaam
heid der groote menigte door eenige
persoonlijke belangstelling tot zich
te trekken. Tot de laatste kunstgreep
gevoelde hij zich geheel en al onge
schikt; zijn natuurlijk karakter was
bedaardheid en bescheidenheid; vol- bij die treurige denkbeelden te blij-
gens het laatste zou hij nimmer ge
tracht hebben meer te schijnen dan
hij inderdaad was, of een ander be-
nadeelen om eigen voordeel en be
lang. Dat was ook het erfdeel hem
door zijn vader nagelaten, die als
zeer rijk geacht, maar arm aan men-
schenkenitis was, en zoo leefde de
doctor reeps bijna drie jaren in de
stad onbekend, nadat hij vroeger in
eene kleine naburige stad vruchte
loos getracht had het zoo hoog noo-
dig vertrouwen te bekomen. Tot een
schijnbaren welstand gedwongen,
dien hij slechts met de grootste per
soonlijke ontberingen kon volhouden
verwachtte hij odder dat masker van
een geluk een betere toekomst, en
bracht zijn tijd door met te schrijven
voor een geneeskundig tijdschrift.
Ofschoon de door hem geleverde bij
dragen den deskundigen het bewijs
gaven van zijn bekwaamheid, ver
meerderde deze arbeid toch niet het
getal zijner patiënten, en de doctor
zag zich op den leeftijd van nauwe
lijks een-en-dertig jaren van voldoen
de middelen voor zijn levensonder
houd ontbloot; evenwel hield hij het
hoofd opgeheven en bleef hij vol
hoop.
Die hoop schonk hem krachten
omzijn lot metgelatenheidtedragen.
Heden had hi j het laatste staatspapier,
hetwelk hem uit de nalatenschap
zijns vaders was overgebleven, ver
kocht om daarmede eenige dringen
de schulden te betalen. Was deze
kleine som verbruikt, dan waren ook’
alle hulpbronnen uitgeput. Hij had
heden, nadat hij deuren en vensters
had onderzocht, zijn schat nageteld
en bevonden, dat de voorraad geld
nauwelijksvoldoendewasom slechts
luttele weken in zijn levensonder
houd te voorzien. Hij wierp zich
mistroostig op een stoel en verzonk
in een diep nadenken. Hij riep zich
al de stappen weder in het geheugen
die hij in den laatsten tijd gedaan had
om zijn lot te verbeteren. Door den
nood gedrongen, had hij in den om
trek begunstigersgezocht, maar ieder
zijner bekenden had eigen bezwaren
eigen lasten, eigen bezigheden te
veel om een jong, kundig en ervaren
man te helpenmen had, wel is waar
zijne kunde, zijn ijver, zijne zedelijk
heid geroemd, maar zich hierbij be
paald; dit was voldoende, meer kon
den zij niet doen. Ofschoon deze ge
beurtenis hefn zwaarmoedig maakte,
was hij echter de man niet om lang
1.
In eene hoofdstad van het zuide- I overtuigd, dat dat kostbaar meuble-
lijk Duitschland, de vroegere resi-
dentie van rijke kunstminnende
kerkvorsten, van wier bestuur menig
heerlijk gedenkteeken getuigt, ligt
eene kleine bevallige straat Wijn
gaardstraat genaamd. De huizen van
deze straat, waren eenmaal meest
bewoond door de hofbeambten der
aldaar resideerende kerkvorsten, en
lagen ter rechterzijde aan het einde
van den slottuin, terwijl de huizen
ter linkerzijde slechts door hare tui-
nenvan de uitgestrekte wandelwegen
en lanen gescheiden werden. Op
schoonezomerschedagen isdeWijn-
gaardstraat zeer bevolkt en levendig,
want zij voert juist rechtstreeks naar
het rondeau van den wandelweg, het
corso der stad, alwaar de beau-mon-
de zich vereenigt, om te zien en ge
zien te worden. Zoodra echter de
avond valt, bijzonder gedurende het
najaar of in den winter, is deze straat
stil en minder bezocht, de huisdeu
ren en de vensters zijn gesloten en
de eenige levende wezens, die men
bemerkt, zijn de soldaten van de
wacht aan de slotpoort, die met hun
eentonigen tred aan de straatweg
eenig leven geven. De huizen aan
de wandel- of zonzijde zijn in het
bezit van renteniers, rijke kooplieden
of andere welgestelde inwoners der
stad.
Op een stormachtigen avond in de
maand Februari, was de Wijngaard
straat naar gewoonte in diepe rust,
toen omstreeks acht ure een man van
eene hooge gestalte de stille straat
afkwam en zich aan het einde daar
van naar een paviljoen begaf. De
man opende de deur met een kleinen
sleutel, en na verloop van eenige
minuten bespeurde men door de rui-
Abonnementsgeld: fl.25 per half
jaar. (bij vooruitbetaling)
Zoolang men het abonnement niet
opzegt wordt men geacht abonné te
zijn.
AARL'S
NIEÜWS- EN ADVERTENTIEBLAD
4
i
■i. i -
■V7V"E33O T. DB JOIVG <fc ZOOTV
Pot 90 ct., Tube 50 ct. Zeep 60 ct.