De Langst - Levende.
Kent gij uw kind?
Weekblad voor Baarle-Nassau-Hertog en Omstreken
i
Dit blad verschdjnt Zaterdags
Zaterdag 5 Sept 1926
21 ste jaargang 36.
dat ik geen goed
Immer wordt het hem,
Ouders is dan de vraag niet gewet-
i
Dat zou toch jammer zijn, ook en
■M
Ge zaagt het dadelijk, het was
ke bruin zou nog gaan, maar dan
moes ie d’r om vragen. Waarom
viel nie meer over te praten. As ie eigenlijk nie? Zwaar-zieken zijn wel
9
De uren kropen langzaam door
de stilte. Telkens, as ie kreunde,
kwam Hildje vragen, waèr ie toch
eigenlijk pijn had. Maar Driek wist
't niet, vertelde met ’n stervende
stem, dat heel z’n lijf pijn dee en
dat ie geen macht meer in z’n armen
en beonen had. Soms vond ie wel
dat ie buitengewoon lag te liegen
en dan weer vond ie z’n eigen ’nne
geleerde kerel om zoo fijn kemedie
te kunnen spelen Veul honger had
ie niet meer, alleen ’n miserabel ge
kookt gevoel door ’t lange leggen.
rust moeten maken, zoo niet
woord van Onzen Vader boven ons
borg was, dat door Zijne genade,
het steeds mogeiijk is, het goede in
ons te doen zegevieren.
We moeten er dus op bedacht
zijn, het kind te loeren zegevieren
over het kwade, dat in hem woont.
Maar het is ons zoo moeilijk
te gelooyen, dat er werkelijk iets
verkeerds in de kleinen is.
Een gebrek veronderstelL-.n in
ons kind, maakt op ons denzelfden
indruk, als een klad geworpen op
ons portret.
We beschouwen nu eenmaal het
kind als een voortzetting van ons
eigen ik.
En waar het iedereen moeilijk is,
z’n eigen gebreken te zien, willen
we die ook niet zien in ons kind.
Dit is een van de eerste redenen
waarom zoo vaak de opvoeding
mislukt.
Hoe kan men in godsnaam gebre
ken uitroeien, die mén niet ziet?
Maar zult ge zeggen, denkt ge
Abonnementsgeld f 1.25 per half
jaar. (bij vooruit betaling)
Zoolang men het abonnement niet i
opzegt wordt men geacht abonné te I
frijn.
Toen we in ons vorig artikel aan
raadden den gunstigen tijd voor de
opvoeding niet te laten voorbij gaan
omdat het voorbij ook onherroepe
lijk is, laschten we de opmerking in
dat men steeds moet bedenken, dat
in de kleinen, evenals in’ors, een
mengsel van eigenschappen, goede
zoowel als kwade aanwezig is.
En meer kwade dan goede, dat
es meer ineens bellust. Maar hij
hield zich goed. Hij had ’t nou al
twee dagen volgehouen, dus moes
ie nou voor ’n klein lapke goenen
heelen jas gaan leggen bederven.
’n Vlieg kroop langs z’n linker
neusvleugel: laten kruipen! Zwaar
zieken voelen de vliegen niet meer.
Op het erf van Snfiders in de verte
blafte de hond. Zou er vritnd volk
in de buurt zijn? Kwam er toch maar
es iemand, al was ’t maar 'nne
schooier vragen, of ie moog komen
slapen, was er maar es hier of daar
’n klein brandje of zooiets, dan ging j
Hildje misschien buiten staan luiste-
ren en dan kon hij z’n eigen es flink
uitrekken en z’n knieën es onder z’n
kin trekken, want ’t was net of z’n
teenen dood waren, ot ze met duu-
zende speldjes d’r in piekten. Maar
er kwam niks en de hond bleef blaf
fen: zeker ’n tifke geroken. Hij kon j en z’n hart
uit de alkoof nog net de afschel- dat het zoo’n vaart niet loopen zou,
de plavuizen op den maar pas op, volhouen, volhouen!
En zoo gaat het op alle leeftijden.
I De kleinen kunnen al zoo arro-
Prijzen der advertentie’s Minstens
5 regens 75 ct. Elke regel meer 15 ct.
Advertentie’s dikwijls herhaald en
j bij coi.tract prijzen bij overeenkomst.
moeder vindt het hun afkeurend oordeel uit over de
i personen, waarover de kinderen
,1, de kleine graag opneemt en hem zich te beklagen hebben.
i En zoo gaat het voort in do
en nog later.
Immer maar worden de gebreken
niet gezien oi vergoelijkt.
van i
dingen van
Maar weet vooreerst dat de booze
neigingen groeien, wanneer de om
standigheden daarvoor gunstig zijn.
Bedenk ook, dat uw oigeuschap-
pen in zoo grillige verhouding op
uw kinderen worden „vergeplant,
dat ge zelf erkennen moet, dat al
uw kinderen verschillen van geaard
heid.
En weet ge, wat het woord atavis
me beteekent? Dat wil zeggen dat
zoowel lichamelijke als geestelijke
eigenschappen, om het zoo uit te
drukken, wel eens een geslacht
overspringen en dat het kind dus
gebreken en deugden heeft, met van
U maar van andere voorouders.
Housch we spreken geen kwaad
van de jeugd als we beweren, dat
de karaktervorming onze groote,
groote zorg moet zijn. Eu dat we
om wille daarvan in de allereerste
plaats moeten trachten, onze kimle-
vloer zien bij de tafelpooten. De
linkerpoot stond op de vijfdeplevuis,
wel God zal me lief hebben, lag ie
nou waarachtig de plavuizen te tel
len, straks slaagt ’t ’m nog ia z’nne
kop! En de klok zaagde om ’t op
z’n zenuwen te krijgen. Wat zijn
zenuwen? Iedere sta Ische maauwt
over zenuwen!
Hij zou z’n eigen zachtjes op z’nne
linkerkant draaien, dun zag ie ten
minste die verdomde plevuizen nie
meer.
Wa was da? Begon Hildje te sim
men? Ja, zoo werachtig as ie daar
lag ze schreeuwde en ineens be
gon ze te spreken
«Drink lieve ’k zij zoo bang,
da ’k oe afmot geven” en ineens
begon ze heel erbarmelijk te huilen.
I Wel sakkerloot, nou kreeg ie nog
i meer last met. haa-’ als mot z’n eigen
1 was goed om te zeggen
DKUKKEK 'J1TGEVEK
---
van kwaad kan 1 Dat lachje,
onderscheiden in een kind? zoo schattig,’dat ze daarom alleen
Ouders, ’t klinkt misschien hard, al, 1 1
maar, we meenen liet eerlijk met sterkt in z’n kwaad.
U, als we zeggen, dat de ervaring Soms ook is moeder sterker dan j puberteitsjaren
ons liet zien, hoe we wel degelijk pa. Hem verveelt’t geschreeuw nog
in een andermans kinderen goed van veel gauwer.
kwaad weten te onderscheiden, doch i; En als moeder, in bewustzijn, dat j Immer wordt liet hem, die ze
o zoo moeilijk in ons eigen kroost de kleine niets kan mankeeren, wil i ambsthalve of in ’t belang van ’t
Ge zijt bijv. op visite geweest in doorzetten, dan is’t de vader, die j kind constateert, kwalijk genomen.
een gezin waar jonge kinderen zijn, j haar dwingt aan de muziek een eind s Ouders is dan de vraag niet gewet-
uuooi khouo mo,k uw. daar i te maken door den kleine z’n zin te j tigd: Kent gij nw kind wel? Of wilt
is nu eenmaal het gevel» van de n*et iu orde- Pe kleinen toonden ge- geven. En met z’n air van papa, d’e fgij het niet kennen, zijt ge niet eer-
erfzonde j breken te bezittten, die door’n stren-j’t veel beter weet, zegt hij dan: lijk?
Wij zouden ons daarover onge- opvoeding wel degelijk waren te dwingen, och loop heen, zoo’n Dut zou toch jammer zijn, ook en
4 j wurm. Hij begrijpt nog niet eens vooral in zijn eigen belang.
Ge denkt misschien, dat het kind
geen gebroken kan bezitten, die ge
in U zelven of in elkander niet con-
gant optreden togen dienstboden of j sfateert.
J - -i en dan wordt
zin I openlijk door de ouders gemanifes-
er- oord, dat de fout wel zal zijn, ge-
irek aan tact bij de laatsten.
Hét kind kan zoo eoht aie^.AÜn
y in z’n ont waken tot aan het uur
van naar school gaan, dat de ouders
ongerust al spreken over den dok
ter halen! En zie na negen uur wijkt
de ziekte plotseling en wordt de
kleine weer fleurig en tierig. En
dan toont moeder haar blijdschap
daarover nog, door ’t kindje te
knuffelen en lekkere baetjos toe te
stoppen.
De knaap of ’t meisje kan, als
z’n belang hot meebrengt met zoo’n
onschuldig airtje, kwaad vertellen
van kameraadjes of van mijnheer of
juffrouw op school.
En de ouders, de open oogjes
van hun kroost ziende, scharen zich
aanstonds aan z’n zijde on spreken
papa, d’e j gij het niet kennen, zijt ge niet
waren te i Swingen, och loop heen, zoo’n
het I verhelpen. L u
"i Ge denkt: Ach. ach, dat zal wat I wat dwingen is.
i worden, als ’t zoo voortgaat.
Maar uw eigen kind heeft ook z’n
buien van onzeglijkheid, van dwin
gerigheid èn lastig zijn. Het kan jrinderjuffrouwon
ook zoo jengelen, als het z’n
niet krijgt, zoo veinzen- als het
gens aan ontkomen wfl, doch dat
ziet geniet. f
Als de'kleine z5n levertraan, die
toch zoo goed voor hem is, niet ne
men wil, omdat ze nu eenmaal niet
zoo lekker smaakt als bonbons en
hij manifesteert dit door akelige ge
zichten te trekken en afwerende ge
baren te maken, dan zegt de moe
der zoo gemakkelijkhet kind ka»
er vast niet tegen, en zet do flesch
weg. En als de kleine, wieggekind
nog, liever in de handen is dan in
z’n bed, en hij heeft eens bereikt,
dat z’n gehuil hielp, dan kan hij zoo
volhouden, dat moeders hart week
wordt en ze den kleine in de veron
derstelling dat hij pijn heeft, maar
opneemt.
En plots is de kleine stil, en lacht,
morgen vroeg nog es flink zou ker-
reme, kreeg ze stuipen van angst.
Kek ze daar nou es benauwd naast
’m leggen, ze hing tegen d’r kussen
aan. Slapen dee ze nie as ie hoest
te, dee ze d’r oogen open. Ze had
de pretolielamp laaggedraaid. As ze
dat dee, geloofde ze sekuur dat het
erg met’m was. Ze gooide de een
ten nie over den balk, ’t Was nou
net ’n ziekenkamer: de gordijnen
wijd open Hildje zoo goed as bij
’m waken ’n dooske lucifers op
de stoel naast ’m z’nne zakdoek
op de sprei voor ’m ’n kanneke
melk op tafel as de Meester mor
gen kwam, zou ie ketent zijn.
Slaap had ie niet meer. Da lange
As ie z’nne kop maar es onder de leggen had den slaap verjaagd,
pomp had kunnen houden en ’npaar Hoe kon ie nou zoo ineens zin krij-
keer door de hofwei had mogen gen in ’n brandewijntje daar was
loopen, maar nog was ’t spul nie nouheelemaalgeenkijkop.’uGlas-
gedaan. ’t Ergste moes nog komen.
Hildje had ie d’r tusschen daar
■M
BAARL’S
- - - i--. - -- 'y; -
EB ADVERTENTIEBLAD
.-.^.irw... ijMCu.-c- -.-ur;. -- Lr-.-s--- f-ïn®—^bgurfn'